Diagnostiek van iriscopie -

Een diagnose stellen bij iriscopie 

Om een diagnose te stellen wordt een anamnese afgenomen en in de iris gekeken. De meeste iriscopisten adviseren de anamnese af te nemen nadat iriscopie is verricht, zodat de waarnemingen in de iris niet vertroebeld worden door de informatie die de patiënt van tevoren geeft. Sommigen geven de voorkeur aan een gesprek vooraf, zodat men zich kan concentreren op de probleemgebieden die de patiënt aangeeft.

Constitutietype. Voordat de iriscopist overgaat tot het vaststellen of er tekens in het regenboogvlies aanwezig zijn die wijzen op pathologie, bepaalt hij het constitutietype van de patiënt. Onder constitutie verstaat men het totaal aan duurzame eigenschappen die bepalend zijn voor het lichamelijk en geestelijk functioneren van de mens. Men onderscheidt vijf hoofdtypes (volgens Bos): 1. lymfatische constitutie; 2. neurogene constitutie; 3. hydrogene constitutie; 4. hematogene constitutie; 5. mengtype.

1. De lymfatische constitutie. Deze kenmerkt zich door een blauwgrijze iris met vrij dikke, straalvormig verlopende vezels, die er uitzien als bij vochtig haar dat met een grove kam is gekamd. Het lymfatische type bezit een verhoogde gevoeligheid voor slijmvliesaandoeningen van maag/darmkanaal en longen. Het betreft patiënten met aanleg voor aandoeningen van de lymfklieren.

2. De neurogene constitutie. De iriskleur is hierbij blauwgrijs zoals bij het vorige type, maar met fijnere radiairen. Het neurogene type heeft aanleg voor stoornissen van het centrale en sympathische zenuwstelsel. Dit kan zich onder andere uiten in nervositeit, allergieën, hoofdpijn en migraine.

3. De hydrogene constitutie vormt de derde hoofdgroep en heeft een waterblauwe iris. De radiairen zijn grof van structuur, vooral in de sector van het gestoorde orgaan. Als specifiek teken hierbij een verspreiding van kleine witte vlekjes die lijken op sneeuwvlokjes. Dit is de constitutie met speciale aanleg voor reuma, jicht, eczeem en aandoeningen van nieren en blaas.

4. De hematogene constitutie. Deze kenmerkt zich door een versluiering, een ‘Überschmierung’ van de oorspronkelijke grondstructuur. Het lijkt alsof er een laagje pigment over het oog is uitgesmeerd, zodat de radiairen niet meer afzonderlijk te onderscheiden zijn. Meestal is er sprake van een groenbruine iris, hoewel dit niet noodzakelijk is. De hematogene constitutie bezit aanleg voor ziekten van het bloed, stofwisselingsziekten en kanker.

5. Het mengtype. Hierin is geen van de voorgaande structuren karakteristiek. De meeste bruine en bruingroene ogen vallen in deze groep. Ook hier vindt men soms enige versluiering van de iris. Dit type dient beschouwd te worden als een voorstadium van het hematogene type en derhalve als precancereus.

Diathese.

 Naast de constitutietypen onderscheidt men verschillende diathesen. Een diathese is een tijdens het leven verworven zwakte. Men spreekt over: urinezuur-diathese, lipemische diathese, bindweefsel-diathese en tetanische diathese.

Indeling van de iris. Wanneer men op de hoogte is van constitutietype en diathese van iemand, weet men op welke aandoeningen speciaal gelet moet worden. Om nauwkeurig aan te geven op welke plaats er veranderingen in de iris worden waargenomen, maakt men gebruik van een bepaalde topografie van het regenboogvlies. Er is een aantal topografische modellen bekend. In dit hoofdstuk zal het model van Krieger worden besproken. De iris wordt zowel circulair als radiair in stukken verdeeld. De radiaire verdeling komt tot stand door de omtrek van de iris in twaalf gelijke stukken te verdelen en deze te nummeren van 1 tot 12 zoals op de wijzerplaat van de klok. Wil men tot een nauwkeuriger indeling komen, dan kan men de ‘klok’ in zestig minuten verdelen en eventueel in 360 graden. Ook circulair kan men de iris indelen. De gebieden tussen twee cirkels ingesloten wordt een zone genoemd. Zo onderscheidt men van binnen naar buiten drie hoofdzones en elke hoofdzone kan verdeeld worden in twee subzones (kringen). Men verdeelt de iris in zes subzones:

Kring 1 (om de pupil): maag.

Kring 2: darmen.

Kring 3: hart, pancreas, blaas, nieren, bloed.

Kring 4: luchtpijp, longen, bronchiën, slokdarm, strottenhoofd, middenrif, spieren.

Kring 5: beenderen, hersenen, geslachtsorganen.

Kring 6: huid, lever, milt, schildklier, neus, oren, ogen, mond, extremiteiten (armen en benen).

Naast de radiaire en circulaire indeling is het mogelijk de iris in kwadranten te verdelen. Men trekt een lijn van ‘12 uur’ naar ‘6 uur’; deze heet de evenwichtlijn. Deze lijn verdeelt de iris in een nasale (binnen) en een temporale (buiten) irishelft. Aan het boveneinde van deze lijn ligt de schedel, onderaan liggen de voeten. Onderbrekingen van deze lijn door ophelderingen of donkere vlekken in de iris kunnen betekenen, dat de patiënt aan evenwichtsstoornissen lijdt. Trekt men een lijn van ‘3 uur’ naar ‘9 uur’, dan verdeelt men daarmee de iris in een bovenhelft en een onderhelft. Boven deze lijn liggen de organen van hoofd, hart en longen, eronder zijn alle organen die tussen hals en voet liggen geprojecteerd. De indelingen in radiaire en circulaire gedeelten en in kwadranten geeft de onderzoeker de mogelijkheid de projecties van de verschillende organen gemakkelijk terug te vinden. In het linkeroog liggen de organen van de linker lichaamshelft. In de rechter iris die van de rechterhelft. Organen die zuiver mediaal gelegen zijn (in het midden liggen) reflecteren in beide ogen. Wat betreft de aard van de gesignaleerde afwijkingen kan worden gesteld dat elke ziekte of orgaanstoornis zich in het regenboogvlies aftekent door een specifiek ziektesymbool en een specifieke kleur van de symbolen.

Kleur van de iristekens.

 Een wit teken wijst op een ontsteking, een overprikkeling. Hoe witter het teken is, des te acuter en pijnlijker is de ontsteking. Wanneer de ontsteking overgaat in een chronische situatie, wordt de kleur vaalwit tot geel. De witte iristekens zijn het best te herkennen in blauwe ogen. In bruine ziet men een geelbruine oplichting tegen de donkere achtergrond.

Een donker teken geeft een toestand van onderprikkeling en verslapping. Het weefsel neigt tot weefselverval, er is sprake van een chronische aandoening. Een zwart iristeken betekent weefselverlies van het desbetreffende orgaan. De zwarte kleur zou veroorzaakt worden door weefselverlies in de iris, waardoor men direct tegen de pigmentlaag aankijkt. Een gekleurd iristeken, ook wel toxinevlek genoemd, wijst op een opeenhoping van vreemde stoffen. De vlekken kunnen geelrood, roestbruin of bruin zijn en ook andere kleurschakeringen hebben. Ze liggen meestal diep in de iris. Ook meer diffuse kleurveranderingen kunnen wijzen op pathologische processen. Zo vertoont de mengring (dit is de ring die zone 1 in tweeën verdeelt bij hyperacidose) een lichtere kleur dan zijn omgeving, terwijl bij een tekort aan maagzuur deze ring donkerder is dan het omringende irisweefsel. Artrose kan men bijvoorbeeld herkennen aan een crèmeachtig plamuur op de irisstreek die correspondeert met het versleten gewricht.

Ziektetekens. Men onderscheidt de volgende ziektetekens:

1. Een wolkHet is een plaatselijke verkleuring van de iris, die daar bleker is dan de omgeving. Ze wijst op een slijmvliesontsteking en komt als zodanig voor bij allergie.

2. Een lijnMen maakt onderscheid tussen lange en korte lijnen. Beide zijn een bundeling van het desbetreffende orgaan. De lange lijnen die door verscheidene orgaangebieden lopen, zijn tekens van zenuwontstekingen en neuralgieën. Als deze lijnen ook nog een zigzagkarakter hebben, heeft de pijn een krampend karakter.

3. Een open lacuneDeze tekens ontstaan doordat de radiairen die normaal een strak verloop hebben, uit elkaar worden gebogen, waardoor de donkere onderlaag zichtbaar wordt. Deze uitgeweken radiairen sluiten aan de uiteinden niet aan, zodat de vorm van een halfgeopende tulp ontstaat. Het teken geeft aan dat er een orgaanstoornis is, in een vroeg stadium, zodat therapeutische beïnvloeding nog mogelijk is.

4. Een gesloten lacuneHierbij sluiten de radiairen aaneen en vormen ze een ovaal. Dit wijst op een afgesloten ziekteproces. Dit kan in de loop van het leven zijn ontstaan, maar ook van de ouders zijn overgeërfd.

5. Een kloof. Dit teken vindt men bij langgerekte organen als het ruggenmerg, de slokdarm en de luchtpijp. Ook dit teken wijst op een langer bestaande aandoening zoals bijvoorbeeld multiple sclerose. Er is sprake van weefselverval. Nog sterker vindt men dit bij de perforatie.

6. Perforatie. Dit teken wijst op weefselverlies in ernstige mate. Het is een symbool dat weergeeft dat er sprake is van een verregaande degeneratie van het desbetreffende lichaamsdeel. Bij de perforatie kijkt men tot in de diepste laag van de iris, de ectodermale laag. Naarmate het ziekteteken groter, donkerder en dieper wordt, is er sprake van een ernstiger wordende aandoening.

7. Raatvormige hiatenDeze wijzen op een aangeboren zwakte van een bepaald orgaan. Een preventieve behandeling is hier op haar plaats.

8. Een transversaal. Dit is een teken waarbij een aantal radiairen de andere radiairen kruist. Het duidt op verkleuringen en vergroeiingen en past als zodanig bij chronische aandoeningen. Soms wordt de transversaal begeleid door een klein bloedvaatje, wat zou kunnen duiden op een slechte prognose.

9. Een wigvormig teken. Dit kan voorkomen in het gebied waar de lever is geprojecteerd. Men moet dan rekening houden met een zeer ernstige aandoening. Hetzelfde geldt wanneer deze vorm in het hartgebied is gelegen. Plotselinge dood kan dan intreden. Vindt men dit teken in het projectiegebied van de nier, dan is er sprake van een schrompelnier.

10. Het ulcusteken. Het is een oranjebruin vlekje dat ligt in het gebied van de maag of het duodenum. Het duidt op een ulcus.

11. Het tumortekenDit teken is moeilijk van het voorgaande te onderscheiden. Het heeft een dofgrijze kleur, ‘als dood hout’ zegt Bos in zijn boek. De goed- of kwaadaardigheid van het gezwel kan onder andere bepaald worden door het teken te interpreteren in de context van het constitutietype van de patiënt.

12. Uitbuigingen en inbuigingenInbuigingen (concentrisch aan de pupilrand) vindt men in het darmgebied wanneer er van buiten (bijvoorbeeld door een tumor) druk op de darm wordt uitgeoefend. Uitbuigingen, dus van de pupilrand af, wijzen op chronische constipatie.

13. Arcus senilis. Dit is een melkwitte zone aan de ciliairrand (buitenrand van de iris). Dit is ook een bekend fenomeen in de allopathische diagnostiek. Het wijst op arteriosclerose en vetstofwisselingsstoornissen. Bij oude mensen is het een normaal beeld.

14. Doodsteken. Dit is het irisbeeld met een zwart wigvormig teken in het hartgebied, een gesloten ciliairrand (buitenrand van de iris) en een ovale pupilvorm.

15. Contractiegroeven. Deze komen alleen voor in de buitenste twee zones van de iris. Ze lopen concentrisch met de ciliairrand. Het zijn steeds gedeelten van een ring. Men brengt het bestaan van deze ringen in verband met de innervatie van de iris. Op sommige plaatsen zijn de ringen onderbroken. Dit zou duiden op onder- of overprikkeling van het orgaan dat op deze onderbreking is geprojecteerd. Bij dit teken passende klachten zijn van neuralgische aard, soms koliekachtig. Volgens Krieger is het voorkomen van deze contractiegroeven de laatste twintig jaar vertienvoudigd. Dit zou het gevolg zijn van slechte voeding tijdens de oorlogsjaren.

16. NeurasthenikerringEen fenomeen dat vooral bij het neurogene constitutietype voorkomt is de neurasthenikerring. Hij lijkt op een gevlochten koord en ligt op de rand van de pupil en de iris. De aanwezigheid van deze ring wijst op neurasthenie (hoge mate van gevoeligheid van het zenuwstelsel). Overigens is het niet zo, dat iedere afwijking in vorm of kleur een ziekteteken is. Ook het regenboogvlies van een gezond individu is meestal niet zuiver en regelmatig.

Irisniveaus. Zoals reeds is gezegd, kan men histologisch de iris in drie lagen verdelen, die alledrie afkomstig zijn van een ander kiemblad: endoderm, mesoderm en ectoderm. Ook functioneel blijkt een iris van drie lagen hanteerbaar. Hierbij verdeelt men echter de mesodermale laag in een pigmentdragende laag en een laag waarin in het bijzonder de bloedvaten lopen. De meest oppervlakkige laag (endodermaal) blijkt functioneel van minder waarde. Zo komt men tot drie irisniveaus.

In het eerste irisniveau vinden we de organen met hun afwijkingen (spondylitis, bronchitis, enz.). In het tweede irisniveau zijn de functionele stoornissen die in verband staan met het sympathische zenuwstelsel (anemie, hypertensie) geprojecteerd. In het derde irisniveau vindt men het centrale zenuwstelsel en zijn afwijkingen (multiple sclerose, poliomyelitis). Er zijn ook aandoeningen die in verscheidene niveaus doordringen. Voorbeelden van aandoeningen die zowel in niveau één als twee zijn gelokaliseerd, zijn long-tbc en diabetes. Longcavernen en niersclerose tasten de iris aan in alledrie de lagen.

Pupilstoornissen.

 Hoewel de pupil in strikte zin niet tot de iris behoort en derhalve buiten de iriscopie valt, besteedt men toch altijd enige aandacht aan de grootte, kleur en vorm van de pupil. In de universitaire geneeskunde hecht men sterk aan de grootte van de pupil, in het bijzonder aan de verschillen in grootte tussen links en rechts. De iriscopist voegt daaraan toe, dat mensen van het neurogene constitutietype vaak wijde pupillen hebben. Een plaatselijk ingedeukte pupil kan in combinatie met andere gegevens een aanduiding zijn, dat zich in het gebied van de maag een gezwel bevindt.

Andere vervormingen kunnen wijzen op psychiatrische aandoeningen. De iriscopist gaat – in het kort – als volgt te werk. Hij bekijkt het linker- of rechteroog van de patiënt en bepaalt het constitutietype. Vervolgens zoekt hij de gehele iris systematisch af naar eventuele afwijkingen. Elke afwijking wordt zorgvuldig genoteerd op een voorgedrukt iriskaartje. Na het onderzoek van het ene oog volgt het andere. Zoals reeds vermeld, geven de meeste iriscopisten er de voorkeur aan, pas daarna een gesprek met de patiënt te beginnen. De combinatie van de gegevens verkregen uit het onderzoek en de anamnese levert dan mogelijk de juiste diagnose.

Rayidmethode (Ray is lichtstraal). Dit is een stroming in de iriscopie die het karakter van de mens bestudeert via het oog. Ogen zijn een afspiegeling van de persoonlijkheid welke gevormd wordt door erfelijkheid en invloeden van buitenaf. De methode is ontwikkeld door Denny Ray Johnson. Met de rayidmethode wordt duidelijk welke kenmerken in iemands karakter overheersen of juist tekortschieten en hoe de relaties naar anderen verlopen. Men onderscheidt vier verschillende typen of structuren: de bloem, het juweel, de stroom en de shaker. Via de iris kan men zien of iemand introvert of extravert is, of er onverwerkte emoties zijn. Verschillende patronen in de iris worden gezien als hologram van gedachten, emoties en vermogens. Ze kunnen zowel positief als negatief in gedrag worden uitgedrukt. 


Contact


LogiTeam
Rietbaan 25
2908 LP Capelle aan de IJssel

W: logiteam.nl
E: info@therapeutenkompas.nl